2 Corinthians 8

1Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade van God, die in de Gemeenten van Macedonië gegeven is.
 de genade Gods, Dat is, de weldadigheid door de genade Gods, die hunne harten bewogen heeft om zo milde handreiking te doen aan de armen te Jeruzalem, gelijk vs.2 verklaart.
,
 in de gemeenten van Of, door.
2Dat in vele beproeving der verdrukking de overvloed hunner blijdschap, en hun zeer diepe armoede overvloedig geweest is tot den rijkdom hunner goeddadigheid.
 de overvloed hunner Namelijk spruitende uit het geloof in Christus, niettegenstaande alle verdrukking. Zie Rom 5:3 .
,
 hunne zeer diepe armoede Dat is, hoewel zij door de grote verdrukkingen tot de uiterste armoede schenen gekomen te zijn, nochtans zijn zij overvloedig geweest in het geven.
,
 tot den rijkdom hunner Dat is, tot overvloedige mildheid, gelijk vs.4 uitwijst.
,
 goeddadigheid Of, eenvoudigheid, oprechtheid, in het geven.
3Want zij zijn naar vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig geweest; 4Ons met vele vermaning biddende, dat wij wilden aannemen de gave en de gemeenschap dezer bediening, die voor de heiligen geschiedt.
 vermaning Of, vertroosting.
,
 aannemen Dat is, op ons nemen.
,
 de gave en Gr. de genade, dat is de goedwillige gave.
,
 de gemeenschap dezer Dat is, de zorg om die inzameling wel te bestellen en ter rechter plaats te doen komen, als een teken van hunne gemeenschap met dezelve.
,
 de heiligen geschiedt ; Namelijk te Jeruzalem. Zie 1Co 16:3-4 ; Rom 15:26 .
5En zij deden niet alleen, gelijk wij gehoopt hadden, maar gaven zichzelven eerst aan den Heere en daarna aan ons, door den wil van God.
 niet alleen Dat is, deden meer dan wij gehoopt of verwacht hadden.
,
 gaven zichzelven Namelijk nog vlijtiger en overvloediger.
6Alzo dat wij Titus vermaanden, dat, gelijk hij te voren begonnen had, hij ook alzo nog deze gave bij u voleinden zou.
 begonnen had, Namelijk ulieden tot alle geestelijke deugden te verwekken, gelijk in vs.8 verklaard wordt.
,
 deze gave bij u Gr. genade; dat is, deze gift der weldadigheid, gelijk vs.1, 7, 19.
,
 voleindigen zou Dat is, tot een goed einde zou brengen.
7Zo dan, gelijk gij in alles overvloedig zijt, in geloof, en in woord, en in kennis, en in alle naarstigheid, en in uw liefde tot ons, ziet, dat gij ook in deze gave overvloedig zijt. 8Ik zeg dit niet als gebiedende, maar als door de naarstigheid van anderen ook de oprechtheid uwer liefde beproevende.
 als gebiedende, Gr. naar bevel.
,
 door de naarstigheid Dat is, door het voorbeeld der naarstigheid en milddadigheid van de gemeenten in Macedonië.
9Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden.
 is arm geworden Namelijk toen Hij zichzelven heeft vernietigd, de gedaante eens dienstknechts aannemende; Phi 2:5 , enz.
,
 daar Hij rijk was, Namelijk een heer van alle dingen. Zie Heb 1:2 .
,
 rijk worden Dat is, al zijn geestelijke en hemelse goederen deelachtig worden; 1Co 1:30 .
10En ik zeg in dezen mijn mening; want dit is u oorbaar, als die niet alleen het doen, maar ook het willen van over een jaar te voren hebt begonnen.
 ik zeg in dezen Gr. ik geef; gelijk 1Co 7:25 .
,
 het willen van over Dat is, het doen met vlijtigheid en gewilligheid. Want dat is meer dan alleen willen, of alleen doen.
11Maar nu voleindigt ook het doen; opdat, gelijk als er geweest is de volvaardigheid des gemoeds om te willen, er ook alzo zij het voleindigen uit hetgeen gij hebt.
 uit hetgeen dat gij hebt Dat is, naar de mate van hetgeen dat gij hebt.
12Want indien te voren de volvaardigheid des gemoeds daar is, zo is iemand aangenaam naar hetgeen hij heeft, niet naar hetgeen hij niet heeft.
 aangenaam naar hetgeen Namelijk Gode, in het uitdelen van zijne gaven. Zie Mar 12:43 ; 2Co 9:7 .
13Want dit zeg ik niet, opdat anderen zouden verlichting hebben, en gij verdrukking;
 verdrukking; Dat is, opdat anderen overvloed door uwe gaven zouden verkrijgen, en gij gebrek hebben, of u te zeer benauwen.
14Maar opdat uit gelijkheid, in dezen tegenwoordigen tijd, uw overvloed zij om hun gebrek te vervullen; opdat ook hun overvloed zij om uw gebrek te vervullen, opdat er gelijkheid worde.
 opdat ook hun overvloed Namelijk wanneer gij in den tijd der vervolging, of anderszins, hunne hulp ook zoudt mogen van node hebben. Anderen nemen het van den overvloed der geestelijke gaven, welke die van Jeruzalem den heidenen te vlijtiger en te bekwamer zouden mededelen, wanneer zij om den tijdelijken leeftocht zich niet zouden moeten bekommeren.
,
 opdat er gelijkheid worde Namelijk in het geven of ontvangen naar den nood en overvloed van een ieder. Of, opdat het ene lid niet te zeer overvloeie, en het andere niet te benauwd zij; hetwelk met vs.15 wel zowel overeen komt.
15Gelijk geschreven is: Die veel verzameld had, had niet over; en die weinig verzameld had, had niet te weinig.
 geschreven is Namelijk Exo 16:18 , in het verzamelen van het manna. Want die veel verzameld hadden, namen daaruit maar elk een gomer tot hun leeftocht, die weinig, vervulden dien gomer uit hetgeen van anderen verzameld was, dat iemand meer tehuis bracht bedierf en ging verloren.
16Doch Gode zij dank, Die dezelfde naarstigheid voor u in het hart van Titus gegeven heeft;
 dezelfde naarstigheid Dat is, deze zorgvuldigheid om u ook hiertoe te vermanen en bewegen, gelijk vs.17 verklaart.
17 Dat hij de vermaning heeft aangenomen, en zeer naarstig zijnde, gewillig tot u gereisd is.
 gereisd is Gr. uitgegaan.
18En wij hebben ook met hem gezonden den broeder, die lof heeft in het Evangelie door al de Gemeenten;
 den broeder, die lof heeft Deze menen vele oude leraars dat Lukas zou geweest zijn, die het Evangelie van Christus beschreven heeft; maar alzo hier niet van het Evangelie te beschrijven, maar van het te prediken gesproken wordt, zo is dat onzeker; gelijk ook dat het Barnabas zou zijn.
19En dat niet alleen, maar hij is ook van de Gemeenten verkoren, om met ons te reizen met deze gave, die van ons bediend wordt tot de heerlijkheid des Heeren Zelven, en de volvaardigheid uws gemoeds;
 van de gemeenten verkoren Het Griekse woord betekent eigenlijk ene verkiezing, die met opsteking of uitreiking der handen geschiedt; alzo dat Paulus niet alleen zelf deze hiertoe had verordineerd, maar ook de gemeenten van Macedonië. Zie van die woord ook Act 14:23 .
,
 met deze gave, Dat is, weldaad, gift, weldadige handreiking, gelijk meermalen tevoren.
,
 de volvaardigheid uws Dat is, tot een bewijs van uw goedwilligheid en milddadigheid.
20Dit verhoedende, dat ons niemand moge lasteren in dezen overvloed, die van ons wordt bediend;
 Dit verhoedende, dat ons Namelijk door het bijvoegen van anderen, die dezen last nevens ons hebben aangenomen, gelijk vs.22 verklaart.
,
 lasteren in dezen Of, berispen, met kwaad achterdenken bezwaren, zo wij zodanige overvloedige aalmoezen alleen hadden overgebracht, hetwelk van de valse apostelen en andere vijanden des Evangelies, lichtelijk had kunnen geschieden.
21Als die bezorgen, hetgeen eerlijk is, niet alleen voor den Heere, maar ook voor de mensen. 22Wij hebben ook met hen gezonden onzen broeder, welken wij in vele dingen dikmaals beproefd hebben, dat hij naarstig is; en nu veel naarstiger, door het groot vertrouwen, dat hij heeft tot ulieden.
 onzen broeder, welken wij Deze menen sommigen dat Apollos geweest zou zijn. Doch is ook onzeker.
,
 dat hij heeft Of, dat wij hebben.
23Hetzij dan Titus, hij is mijn metgezel en medearbeider bij u; hetzij onze broeders, zij zijn afgezanten der Gemeenten, en een eer van Christus.
 Titus, hij is Gr. van Titus, dat is, wil men weten wie Titus is.
,
 onze broeders, zij zijn Namelijk die van de gemeenten van Macedonië nevens Titus hiertoe zijn verkoren, waarvan hij gesproken had vs.18, 22.
,
 afgezanten der gemeenten, Gr. Apostelen; gelijk dit woord ook voor allerlei leraars en gezanten somwijlen genomen wordt. Zie Rom 16:7 .
,
 ene eer van Christus Gr. ene heerlijkheid van Christus; dat is, zulke personen, waardoor de eer van Christus zonderling wordt bevorderd.
24Bewijst dan aan hen de bewijzing uwer liefde, en van onzen roem van u, ook voor het aangezicht der Gemeenten.
 voor het aangezicht der gemeente Dat is, gelijk die tot getuigen van deze uwe liefde en weldadigheid zult hebben al de gemeenten, die daarvan kennis zullen krijgen.
Copyright information for DutSVVA